• Webstek van de LHC Plutonica
Home > Studentenleven > Griekse studentenverenigingen in Noord-Amerika

Griekse studentenverenigingen in Noord-Amerika
Vanaf de jaren 1770 ontstonden aan de Amerikaanse colleges letterkundige genootschappen. Zij promootten retorica, moraal en eruditie. Ze organiseerden debatten en schreven gedichten, verhandelingen en verhalen. Ieder genootschap had zijn eigen type vergaderingen, met meer of minder politieke, maatschappelijke en godsdienstige debatten. Ze werden ook Latin Societies genoemd. Sommige hadden een naam die bestond uit Griekse letters, die de afkorting waren van een geheim motto in het Grieks.

Het precedent werd gezet door Phi Beta Kappa aan het College of William and Mary in Williamsburg (Virginië), opgericht op 5 december 1776. Ze hadden banden met vrijmetselaars, maar wilden aan de andere kant breken met elke Europese traditie, of ze nu Duits of Engels was. Enkel docenten en laatstejaarsstudenten konden lid worden. In 1821 werd Chi Delta Theta opgericht aan Yale. Deze literaire genootschappen openden afdelingen aan verschillende colleges.

Vermits de Verenigde Staten geen absolutisme gekend hadden, liet de oprichting van pure studentenvereniging als antiabsolutistische reactie dan ook op zich wachten. Pas op 26 november 1825 werd Kappa Alpha opgericht aan het Union College in Schenectady (New York) als genootschap dat enkel studenten toeliet, een fraternity (broederschap). De academische overheid was echter rabiaat tegen. Nadat in 1826 een voormalig vrijmetselaar alle graden van de vrijmetselarij publiceerde en kort daarna verdween, werden geheime verenigingen verboden. Ook de fraternities werden hiertoe gerekend, waardoor de geslotenheid echter nog toenam. Hun leden konden gemakkelijk een consilium abeundi van de academische overheid krijgen. Van de andere kant hadden de fraternities door de publicatie van de vrijmetselaarsriten een ruime keuze uit inwijdingsrituelen.

Eerst bleven de fraternities beperkt tot Union College, met Sigma Phi (1827), Delta Phi (1827), Psi Upsilon (1833), Chi Psi (1841) en Theta Delta Chi (1847) als oudste verenigingen. Sigma Phi richtte als eerste een afdeling (chapter) op buiten het Union College aan het Hamilton College (1831).

In 1832 splitste Alpha Delta Phi zich af van Phi Beta Kappa. Deze vereniging was niet enkel een literaire vriendenclub, maar hechtte ook veel belang aan karakter- en persoonlijkheidsopbouw. In het Zuiden werden de fraternities Mystic Associations genoemd. De Mystical Seven, opgericht in 1837, liet als eerste vereniging vrouwen toe en kreeg ook als eerste vereniging een clubhuis op de campus. Delta Upsilon, opgericht in 1834, werd de eerste niet-geheime fraternity. Vanaf 1851 ontstonden er ook sororities (zusterschappen), die enkel openstaan voor vrouwen. Na 1870 gebruikten zij ook Griekse acroniemen als verenigingsnaam. De eerste fraternity voor zwarten werd opgericht in 1906 en de eerste voor latino's in 1931. De eerste rasgemengde fraternity werd pas in 1993 opgericht aan de University of California Santa Barbara. De pure literaire kringen waren intussen verdwenen rond de periode van de Amerikaanse Burgeroorlog.

Op het einde van de negentiende eeuw probeerden zowel de fraternities als de sororities zich in een koepel te verenigen, maar de eerste pogingen draaiden op niets uit. Pas rond 1900 ontstonden er zowel lokale 'Panhellenic Conferences' (vergelijkbaar met onze seniorenkonventen) en nationale contactsecretariaten. Ook in Canada zijn er intussen Griekse verenigingen.

Vanaf 1832 kwam er met de oprichting van Skulls and Bones aan Yale een nieuw type geheim genootschap bij, de zogenaamde class society. Deze werven leden in een bepaald studiejaar en waren dus senior, junior, sophomore en freshman societies. Veel van deze verenigingen verdwenen in de jaren '60 toen studenten zich afzetten tegen gevestigde structuren. Vanaf de jaren 1980 was er weer een heropleving.

De meeste van deze genootschappen zijn ongemengd en je moet er lid van worden tijdens je bacheloropleiding. In dat geval worden enkel undergraduates als actieven beschouwd. Meestal is er een inwijdingsritueel; sommige hebben ook een eigen clubhuis en doen aan sociaal werk. Velen hebben eigen rituelen, liederen (vergelijkbaar met onze clubliederen), geheime handdrukken en wachtwoorden. Pins worden vaak gedragen als herkenningsteken. De meeste verenigingen hebben ook een wapenschild. Het rekruteren gebeurt vaak tijdens een zogenaamde rush week, waarbij er allerlei activiteiten voor potentiële leden worden georganiseerd. Na de rekrutering moeten de pledges (schachten) een proefperiode ondergaan. Voor de initiatie, moeten de schachten meestal een periode van hazing ondergaan, vergelijkbaar met de ontgroeningsrituelen bij vele Vlaamse studentenclubs. In 44 staten is dit verboden. Sommige universiteiten verbieden of verboden fraternities en sororities (zoals Princeton tot in de jaren '80) omwille van hun elitaristisch karakter.